# MeToo en de functie van het ongemakkelijke getuigenis
DOI:
https://doi.org/10.54195/handelingen.25065Samenvatting
Na het leiden van een viering ergens eind 2017 stond ik als gastvoorganger bij de uitgang van het gebouw om de kerkgangers zoals gebruikelijk te groeten. Veel snelle handdrukken en een enkel kort woord. Eén vrouw keek me even aan en zei, terwijl ze me de hand schudde: “Fijn dat u niet sprak over de ‘gemeenschap van de Heilige Geest’.” Zonder in te houden liep ze verder, ze wilde het kennelijk alleen even kwijt. Ik meende te weten wat ze bedoelde, al kan ik achteraf alleen mijn eigen interpretatie geven.
De term ‘gemeenschap’ kan bij slachtoffers van seksueel misbruik vervelende associaties oproepen. Wanneer in een door de voorganger uitgesproken zegen niet alleen ‘de genade van de Here Jezus Christus en de liefde van God’ maar ook de ‘gemeenschap van de Heilige Geest’ als een zegen op de aanwezigen gelegd wordt, kan dat voelen als ongewenste intimiteit van Godswege. De Geest van God die gemeenschap met je zoekt is iets anders dan het gevoel van een beschermende tegenwoordigheid die de zegen bij velen toch ook oproept.
Geloven kan niet anders dan met hart en verstand en lichaam en ziel. De lichamelijke performance van geloof doet ertoe. In tijden van #MeToo wordt echter de kerk, als onderdeel van de gehele cultuur, opnieuw uitgedaagd om haar eigen houding tot het lichamelijke, de heleving van seksualiteit en de cultuur die zij hieromtrent construeert, opnieuw onder het vergrootglas te leggen en door te lichten op de uitwerking ervan in het licht van het onrecht dat velen, en vooral vrouwen, is en wordt aangedaan.

